Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen
PENSIOEN IN EIGEN BEHEER
Kamerstuk 34662
Op 17 november 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. In de brief van 20 december 2016 is de Eerste Kamer in overweging gegeven de stemming over dit wetsvoorstel uit te stellen. Aanleiding voor dit uitstel waren signalen vanuit de praktijk (mede gebaseerd op een in de memorie van antwoord opgenomen antwoord) over de aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting, een aftrek die een budgettaire tegenvaller tot gevolg zou kunnen hebben. De Eerste Kamer heeft de stemming over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen vervolgens aangehouden. In een novelle (aanpassing wetsvoorstel pensioen in eigen beheer) wordt nu het volgende geregeld:
Indien het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting, zijn eventuele op de balans geactiveerde kosten en lasten voor toekomstige indexatie zoals hiervoor is toegelicht op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in het geheel niet aftrekbaar. Bij nadere beschouwing acht het kabinet dit echter een te strenge regeling. Indien het PEB bevroren zou worden, zouden deze kosten en lasten – waar een (hogere) pensioenverplichting (en daarmee een (hogere) loon-/inkomstenbelastingclaim) tegenover staat – ook geleidelijk ten laste van de winst gebracht worden, naargelang de loon- of prijsontwikkeling zich voordoet. In deze novelle wordt de in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen regeling daarom op dit punt aangepast. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht en de situatie waarin het PEB wordt omgezet in een oudedagsverplichting.
Ingeval het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht, mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie op het moment van afkoop in één keer ten laste van de winst worden gebracht. Ingeval het PEB wordt omgezet in een oudedagsverplichting mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie in gelijke jaarlijkse delen ten laste van de winst worden gebracht. Het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat degene aan wie de aanspraak is toegekend op het omzettingstijdstip is verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. Daarmee wordt grosso modo aangesloten bij het einde van de uitkeringsfase van de oudedagsverplichting, terwijl de regeling bij deze vormgeving tegelijk goed uitvoerbaar blijft. Dit onderscheid tussen afkoop en omzetting in een oudedagsverplichting is te rechtvaardigen vanuit de overweging dat met een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het PEB echt «schoon schip wordt gemaakt». Met de afkoop eindigen de (administratieve) verplichtingen met betrekking tot het PEB en dan is het niet gewenst om een administratieve last in stand te houden voor de hier bedoelde actiefpost.
Indien wordt gekozen voor een omzetting in een oudedagsverplichting blijft een (weliswaar sterk vereenvoudigde) vorm van een oudedagsvoorziening in stand. In dat geval ligt het voor de hand om voor de aftrek van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie meer aan te sluiten bij de behandeling die zou gelden ingeval het PEB niet zou worden beëindigd. In dat geval zouden deze geactiveerde kosten en lasten ook jaarlijks voor een (klein) deel vrijvallen en ten laste van de winst komen
Zie voor volledige toelichting: kamerstuk 34662
En zie hier het voor volledige overzicht