Een reguliere lijfrente kan het 1e en 2e pijler pensioen aanvullen. Er valt veel te lezen over de inhoudelijke product/kostenverschillen tussen de diverse aanbieders maar niet over een toegevoegde waarde. Het lijkt wel of deze automatisch wordt aangenomen. De toegevoegde waarde is echter onder andere afhankelijk van de persoonlijke situatie en wensen van een deelnemer. Ik heb globaal een aantal praktijkvoorbeelden uitgewerkt als startpunt ter beoordeling van het ‘nut’ van een lijfrentevoorziening.
Stel een deelnemer heeft een belastbaar inkomen na aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning etc. van € 80.000,=. Het genoten lijfrentevoordeel over te betaalde inleg is gemiddeld 52% geweest. Vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is er dusdanig veel inkomen afkomstig uit de 1e, 2e en 3e pijler dat de deelnemer over de top van zijn inkomen 52% betaalt. Daarnaast komt er een heffing in de vorm van een bijdrage, gebaseerd op de Zorgverzekeringswet van 5,4%. Geen fiscaal voordeel, wel beperkingen. Zelfstandigen zijn overigens al gewend aan de Zorgverzekeringswet-bijdrage tijdens hun pre-AOW leeftijd.
Stel een deelnemer heeft een belastbaar inkomen na aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning etc. van € 50.000,=. Het genoten lijfrentevoordeel over de betaalde inleg is gemiddeld 41% geweest. Vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is er dusdanig veel inkomen (> inkomen dan € 33.791,00) afkomstig uit de 1e, 2e en 3e pijler dat de deelnemer in het 40,80% tarief valt. Daarnaast de heffing op basis van de Zorgverzekeringswet van 5,4%. Geen fiscaal voordeel, wel een nadeel en (administratieve) beperkingen.
Stel een deelnemer heeft een belastbaar inkomen na aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning etc. van € 40.000,=. Het genoten lijfrentevoordeel over de betaalde inleg is gemiddeld 41% geweest. Vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het belastbaar inkomen na aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning van de deelnemer < € 33.791,=, dus komt de 3e belastingschijf er niet aan te pas. De uitkeringen over het inkomen in de 1e en 2e belastingschijf kennen een voordeel van 17,9% (AOW) minus (voor een werknemer) de Zorgverzekeringswet-bijdrage van 5,4% = 12,5%. Zolang de AOW-gerechtigde vrijgesteld blijft van een te betalen AOW-premie is er een voordeel te behalen. In de toekomst vindt er misschien wel een fiscalisering van de AOW plaats. Dan is het voordeel geheel of gedeeltelijk weg. Sterker nog, in veel gevallen is het dan een nadelige voorziening geweest.
Lijfrente kent verder de volgende voor- en nadelen:
· Een gebrek aan beschikbaarheid, het geld komt meestal pas vanaf pensioenleeftijd gespreid over een minimale periode tot uitkering.
· Aanvangs- en (fiscale) advieskosten tijdens de looptijd.
· Afkoop wordt zwaar bestraft, met als voordeel dat belastingplichtigen de lijfrente echt gebruiken voor een verbetering van de oude dag.
· Bij een faillissement blijft het vermogen onder voorwaarden en tot een maximum buiten schot.
· Tevens hoeft er geen vermogensrendementsheffing over het lijfrentekapitaal worden betaald.
Het grootste voordeel is misschien wel te behalen voor de deelnemer die tijdens de opbouw volledig in het 52% tarief wordt belast maar die amper of geen (2e pijler) pensioen op heeft gebouwd. Samen met de AOW en de lijfrentevoorziening blijft de deelnemer op het moment van uitkering binnen de 1e en 2e belastingschijf. Ook na fiscalisering van de AOW blijft er zelfs nog een klein voordeel over. Op basis van de informatie die we nu hebben, juni 2017. Suggesties, opmerkingen, aanvullingen? Ik verneem ze graag.
Dirk-Jan Plate
Pensioenconsultant CPC
Alle berichten van PensioenWiki zijn openbaar toegankelijk en alle andere informatie is voor leden, lid worden kan via www.pensioenwiki.nl