Actuele rechtspraak week 13 juni 2016
VERPLICHTINGEN VAN EEN WERKGEVER NA EINDE VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST. ALCATEL ZAAK. NA HET EINDE VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST KAN EEN WERKGEVER OP GROND VAN DE REDELIJKHEID EN BILLIJKHEID GEHOUDEN ZIJN VERGOEDINGEN TE BETALEN Hoge Raad 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1172 , Met conclusie ECLI:NL:PHR:2016:166, Zie arrest Hof PJ 2014/143 Wet: art. 2 Wet bpf 2000
De Hoge Raad oordeelt dat niet alleen de tekst van een uitvoeringsovereenkomst verplichtingen voor de werkgever kunnen meebrengen, maar ook de regels van de redelijkheid en billijkheid, mede in verband met een mogelijk in de uitvoeringsovereenkomst aanwezige leemte voor de situatie van opzegging en beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, verplichtingen kunnen meebrengen. De Hoge Raad vernietigd het arrest omdat het hof ten onrecht niet is ingegaan op het argument van het Pensioenfonds dat er in casu van een dergelijke leemte sprake is.
PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID BESTUURDER BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDSEN.
Rechtbank Rotterdam 8 juni 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:4364] Wet: 23 Wet Bpf 2000
Onbekendheid met premiebetalingsplicht acht de rechtbank – terecht – irrelevant. Bestuurder wordt voor bedrag van ruim 200.000 euro persoonlijk aansprakelijk gehouden
VORDERINGEN VERPLICHT BPF.
Hof Den Bosch 7 juni 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2294, tezamen met ECLI:NL:GHSHE:2015:2668
Beroep van werkgever op schending klachtplicht faalt, want dit artikel is van toepassing bij gebrekkige prestatie, niet als in het geheel niet is gepresteerd zoals in casu. Fonds vordert premie. Verjaring van art. 3:307/308 BW is van toepassing, dus verjaring 5 jaar na opeisbaarheid. Van stuitingshandelingen is niet gebleken. Het betwisten van de rechtmatigheid van de vordering leidt niet tot persoonlijke aansprakelijkheid.