Actuele Rechtspraak oktober-november 2017

VERLENGEN VAN DE UITVOERINGOVEREENKOMST GEEN ADVIESPLICHTIG BESLUIT ALS BEDOELD IN ART. 25 WOR.

Het besluit van verweerster tot verlenging van de uitvoeringsovereenkomst ter uitvoering van haar pensioentoezeggingen valt buiten het bereik van de in artikel 25 lid 1 WOR opgesomde categorieën. Een adviesaanvraag op grond van artikel 25 WOR ligt ook niet voor hand, nu het bestreden besluit geen betrekking heeft op aspecten die de onderneming aangaan in de zin van bedoeld artikel, maar terug te voeren is op een arbeidsvoorwaarde (waarvoor in zijn algemeenheid eerder artikel 27 WOR dan wel collectieve arbeidsovereenkomsten gelden). Aan de ondernemingsraad is niet een bovenwettelijk adviesrecht toegekend van een zodanige inhoud en strekking dat daarmee het bepaalde in artikel 26 WOR op dit besluit van overeenkomstige toepassing is.

Hof Amsterdam 4 mei 2017, ARO 2017/124 Wet: 25 WOR

Opmerking Erik Lutjens: thans zou dit besluit tot verlenging een instemmingsplichtig besluit kunnen zijn gelet op gewijzigde art. 27 lid 7 WOR.

 

VORDERING TOT BETALEN PENSIOENPREMIES OVER JAREN 1978-1981 IS VERJAARD.

De verjaringsregels van NBW zijn ingevoerd per 1.1.992 en dus vanaf 1.1.1993 van toepassing. De verjaring van art. 3:308 was dus op die datum al voltooid. Ditzelfde geldt voor de verjaring van 3:3110, 5 jaar vanaf bekendheid, wegens de maximumduur van 20 jaar was deze termijn bij bekend worden van de vordering verlopen. Hof verwerpt het standpunt dat de premiebetalingsplicht volgt uit een in 2013 gesloten vaststellingsovereenkomst

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9212 Wet: 3:08 en 3:311 BW

 

PARTNERPENSIOEN.

Volgens reglement bestaat aanspraak op partnerpensioen. Aanmelding is niet als voorwaarde gesteld. De werkgever had wel melding moeten doen van de partner, indien hij daarmee bekend ware geweest

Na overlijden van de deelnemer claimt de partner een partnerpensioen. De verzekeraar weigert dat toe te kennen omdat geen aanmelding heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dat argument omdat het pensioenreglement de aanmeldingsvoorwaarde niet stelt. Slechts de eis van een notarieel samenleefcontract is gesteld en daar is aan voldaan, zij het pas na het overlijden ingezonden, maar het reglement kende niet de voorwaarde dat de partnerrelatie voo het overlijden aangetoond moest worden. Het argument van de schending van de informatieplicht door de deelnemer volgens de verzekeringsvoorwaarden gaat niet op, omdat die voorwaarden een informatieplicht bij de verzekeringnemer leggen.

In de vrijwaring aangespannen door de verzekeraar tegen de werkgever oordeelt de rechtbank dat de werkgever op grond van de uitvoeringsovereenkomst de verzekeraar van het bestaan van de partner op de hoogte had moeten stellen. Echter alleen voor zover de werkgever over de informatie beschikte. Nu de werkgever heeft gesteld niet bekend te zijn geweest met de partner, had dit gegeven ook niet aan de verzekeraar medegedeeld kunnen worden.

Rechtbank Gelderland 6 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5566 Wet: 15 Pensioenwet

 

GEEN RECHT OP VERLENGEN VAN UITKERINGSDUUR ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING NAAR VERHOOGDE AOW-LEEFTIJD VOOR PERSONEN DIE REEDS ZIEK WAREN.

De voorwaarden van de verzekering zijn duidelijk. Het aangaan van nieuwe verzekering met andere voorwaarde voor degenen die reeds ziek is, betreft niet verzekering onzeker voorval en is strijd met art. 7:925 BW. Geen verboden onderscheid zieken/niet zieken

Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 7 augustus 2017, nr. 2017-538

Wet: 7:925 BW

 

AAN BRIEF MET ‘VOORLOPIGE OPGAVE’ PENSIOENKAPITAAL KAN CONSUMENT GEEN RECHTEN ONTLENEN. GEEN OFFERTE

Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 27 JULI 2017, NR. 2017-497

Wet: 3:35 BW

 

PARTNERPENSIOEN CARENZPERIODE.

Op 12 februari is een geregistreerd partnerschap aangegaan in de zin van de pensioenregeling. Op 13 februari overlijdt de werknemer. Dekking is alleen bij overlijden binnen een jaar na aanvang van de dekking als gevolg van een ongeval, hetgeen (een ongeval) hier niet het geval is. Voor 12 februari was er geen sprake van ongehuwd partnerschap in de zin van het reglement. Weigering pensioen terecht.

Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 14 juli 2017, nr. 2017-458

Wet: 4 lid 6 WMK 15 Pensioenwet