Actuele rechtspraak augustus 2016
VERVALLEN VOORWAARDELIJK (VPL) PENSIOEN NA ONTSLAG. GEEN RECHT OP SCHADEVERGOEDING
Minister niet gehouden de werknemer daarvoor schadevergoeding te betalen. De Raad overweegt dat de werknemers wel onvolledig maar niet onjuist is geïnformeerd over het recht op voorwaardelijk pensioen, maar niet staat vast dat hij bij volledige info een ander keuze had gemaakt, dus schade staat niet vast.
CrvB 11 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3033
Wet: artikel 62 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
OMREKENFACTOREN BIJ UITSTEL PENSIOEN. VRIJHEID BESTUUR
Volgens het pensioenreglement stelt het bestuur bij uitstel de hoogte van het pensioen op de pensioeningangsdatum vast waarbij het bestuur van het fonds de omrekenfactoren vaststelt. Het fonds stelt omrekenfactoren telkens voor de periode van een jaar vast. De deelnemer voert aan dat de omrekenfactoren geldende bij (het verzoek om) uitstel toegepast moeten blijven worden. Het hof oordeelt dat het reglement het bestuur de vrijheid geeft om de factoren voor een jaar vast te stellen en dat de uitkomst niet onaanvaardbaar is. Het argument van deelnemer dat hij te kennen heeft gegeven dat hij pas een besluit over uitstel wilde nemen nadat de hoogte van het pensioen bekend was, maakt dit volgens het hof niet anders, omdat deelnemer niet heeft gesteld dat hij bij kennis van de hoogte van het uiteindelijke pensioen een ander besluit had genomen.
Hof Amsterdam 9 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3246
Wet: 6:248 BW
VERHOGING AOW LEEFTIJD. GEEN INBREUK OP EIGENDOMSRECHT
Stapsgewijze verhoging van AOW-leeftijd is in het algemeen toegestaan en in het algemeen niet in strijd met het eigendomsrecht en levert geen (leeftijds)discriminatie op. Mede gezien de getroffen overgangsmaatregelen (tijdelijke regeling overbrugging) zal de verhoging van de AOW-leeftijd in het algemeen proportioneel zijn. Om van gerechtvaardigd onderscheid van de maatregel te kunnen spreken is niet een beoordeling van elk individueel geval nodig. In een concreet geval zou er wel van een schending kunnen zijn omdat er sprake is van een onevenredig zware last, maar dat kan pas vastgesteld worden bij de ingangsdatum en toekenning van de AOW. In dat geval kan tegen dat besluit tot toekenning bezwaar worden gemaakt. De mededeling in het pensioenoverzicht over toekomstige ingangsdatum geen besluit met rechtsgevolg, maar alleen een informatie
CRvB 18 juli 2016, onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:2612 en ECLI:NL:CRVB:2016:2608 (meer specifiek over proportionaliteit) en ECLI:NL:CRVB:2016:2609 (meer specifiek over gelijke behandeling) en meer algemeen over de normen ECLI:NL:CRVB:2016:2502
Wet: 7a AOW, 1 Eerste Protocol EVRM
VOORWAARDELIJK PENSIOEN NA OVERGANG ONDERNEMING
Na overgang van onderneming gaan de verplichtingen van de regeling ter zake voorwaardelijke pensioenaanspraken over op de verkrijger. Het Pensioenfonds van de overdragende werkgever was met de uitvoering van de regeling belast en had daartoe een bedrag beschikbaar gesteld gekregen. Het nog niet gebruikte deel daarvan dient het fonds aan de verkrijger van de onderneming ter verder uitvoering van de regeling over te dragen.
Hof Den Haag 31 mei 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1422 (Pensioenfonds Smit/Boskalis)
Wet: 7:663 BW
[aangezien de voorwaardelijke aanspraken nog geen pensioen zijn, art. 65 Invoeringswet PW, is art. 7:664 BW niet van toepassing]
DGA. AFSTORTING.
Volgens het hof mag een afstorting van gelden ten behoeve van de rechten van de vrouw mag er niet toe leiden dat de pensioen B.V. haar verplichtingen jegens de directeur grootaandeelhouder niet meer kan nakomen. Bij de afstorting dient derhalve ook rekening te worden gehouden met de rechten die de man heeft. Het kan rechtens niet zo zijn dat er voor de man alleen een lege huls overblijft. De situatie is sedert het ‘afstortingsarrest’ de Hoge Raad van 2007 drastisch gewijzigd. De postrelationele solidariteit brengt mee dat het effectief in de b.v. voor pensioen beschikbare bedrag in gelijke mate te worden verdeel over ouderdomspensioen voor man en vrouw en over nabestaandenpensioen.
Hof Den Haag 23 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1032
NIET BEWEZEN DAT VROUW HEEFT INGESTEMD MET RUIL PARTNERPENSIOEN
Het ging om de vraag of de vrouw had ingestemd met uitruil partnerpensioen, hetgeen zij ontkende en zij betwiste dat de geplaatste handtekening haar handtekening was. Een ingeschakelde schriftdeskundige heeft als oordeel gegeven dat de handtekening “met hoge waarschijnlijkheid” niet door de vrouw is geplaatst. Het Hof verwerpt het betoog van Nationale Nederlanden dat de vrouw door op hetzelfde huisadres als de man te wonen het risico heeft aanvaard dat hij een valse handtekening zet. NN dus veroordeeld tot betaling schadevergoeding (geen/te laag NP) onder bevoegdheid te verrekenen van teveel aan de man betaald OP (omdat dit vordering in nalatenschap is, waar de vrouw voor aansprakelijk is, is verrekening toegestaan)
Hof Den Haag 26 juli 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2141