Zorgplicht
2017 was een mooi pensioen juridisch jaar.
2017 heeft de nodige pensioen jurisprudentie opgeleverd. Slecht nieuws voor werkgevers, maar goed nieuws voor werknemers die met pensioenrommel bleken te zijn opgescheept. En dan blijkt ook weer dat het altijd over veel geld gaat als een werknemer erin slaagt om zijn werkgever aan te spreken op zijn zorgplicht met betrekking tot de pensioenregeling.
Ik noem het pensioenrommel, omdat in de toenemende stroom jurisprudentie die we so wie so zien, drie arresten handelen over werkgevers die kennelijk door hun pensioenadviseur overgehaald zijn om werknemers te verleiden onnodige risico’s te lopen. Vaak gaat het hierbij om een situatie, dat een gegarandeerde aanspraak op een eind- of een middelloon regeling wordt omgezet naar een beschikbare premie regeling. Op zich hoeft dat niet zo’n probleem te zijn, maar de informatie die erbij wordt gegeven schiet bijna per definitie tekort. Dat is vervelend voor de werknemer omdat zijn pensioenuitkering tegenvalt en hij of hiermee genoegen moet nemen, of zijn werkgever op het veronderstelde tekort moet aanspreken. In dat laatste geval blijkt een werknemer, afhankelijk van de omstandigheden, toch wel een goede kans te maken. Onderstaand licht ik drie arresten vanuit dit perspectief toe.
Het eerste arrest betreft drie werknemers die hun werkgever aanspreken omdat zij de waarde van hun tot 2000 in een eindloonregeling opgebouwde pensioenrechten hebben overgedragen naar de vanaf 2000 geldende beschikbare premieregeling. Door tegenvallende beleggingen, een lage rentestand, maar last but not least ook een te rooskleurige voorspiegeling van de pensioenadviseur, viel voor de werknemers de pensioenuitkering tegen. De Hoge Raad oordeelde dat de werkgever tekort was geschoten in zijn zorgplicht. Hij had de drie werknemers, die nota bene accountant zijn, moeten waarschuwen tegen deze lichtvaardige overdracht van de waarde van hun goudgerande eindloonpensioen rechten. Naar mijn oordeel een zeer terechte oordeel. In deze casus geval kost het deze werkgever enkele tonnen en dat is erg zuur. U kunt het arrest vinden op de volgende zoekplaats: ECLI:NL:HR:2017:2227.
Het tweede arrest dat ik wil aanhalen is van het Hof Arnhem Leeuwarden. Een werknemer wordt hierin in het gelijk gesteld omdat het Hof van mening is dat de werkgever (middels zijn adviseur) te weinig informatie heeft verstrekt bij de overgang van de eindloonregeling naar de beschikbare premieregeling in 1998. Naar mijn mening is dit een belangrijke uitspraak voor elke werknemer die in dezelfde situatie verkeert. Praktisch nooit wordt aan een werknemer voorgerekend wat het effect van toekomstige salarisverhogingen is, noch het effect van de toenemende levensverwachting, of het effect van een mogelijk extreem lage rentestand zoals die momenteel geldt. Het is wat kort door de bocht om te stellen dat elke werknemer in deze omstandigheden een claim heeft, maar ik vermoed dat als werknemers massaal zouden opstaan het drama niet te overzien is. De laatste werkgevers die nog een gegarandeerde uitkering zijn overeengekomen met hun werknemers wisselen deze momenteel massaal in tegen beschikbare premieregelingen. Dit vanwege de lage rentestand waardoor garantie regelingen een veel hogere premie vragen dan voorheen. In het algemeen wordt nog steeds een veel te rooskleurig beeld gegeven over de beschikbare premieregeling. Dat houdt voor werkgevers grote toekomstige risico’s in. U kunt het arrest vinden op de volgende zoekplaats: GHARL:2017:3096.
Het derde arrest dat ik aanhaal gaat over een werknemer die al geruime tijd uit dienst is en een zogenaamde streefregeling heeft. Verzekeraars hebben deze vaak (op basis van zeer gebrekkige informatie) omgezet in beschikbare premieregelingen, doch in deze situatie was dat nog niet gebeurd. De werknemer had een beëindigingsovereenkomst gesloten bij uit dienst treden met daarin een finaal kwijtingsbeding. Over streefregelingen valt erg veel te zeggen vanuit risico management voor werkgevers, maar daar ga ik nu niet verder op in. In dit geding was sprake van een pensioenregeling die een streefregeling met een gegarandeerd kapitaal betrof. Partijen verschilden echter van mening of het kapitaal voldoende moest zijn voor een middelloonpensioen, dan wel een eindloonpensioen. Het Hof Den Bosch oordeelde dat hierover nader bewijs nodig was. Daarnaast oordeelde het Hof dat de werkgever zich voor de claim van de werknemer niet kan verschuilen achter het finale kwijtingsbeding in de beëindigingsovereenkomst. Dit laatste omdat de werknemer zich bij het tekenen hiervan niet bewust kon zijn geweest dat sprake was van (een mogelijk) dekkingstekort. De zoekplaats voor deze uitspraak is ECLI:NL:GHSHE:2017:4031.
Laat het vooral duidelijk zijn, ik heb beslist niets tegen beschikbare premieregelingen. Waar ik wel wat tegen heb is het gemak waarmee sommige adviseurs en werkgevers ermee omgaan. Als een middelloonregeling te duur wordt, kun je immers ook kiezen voor een lagere opbouw. Dat is in ieder geval minder risicovol dan wanneer je de werknemers allerlei risico’s laat lopen en ze een lastig uit te leggen pensioensysteem opdringt. Daarnaast moet iedereen zich realiseren dat verzekeraars zeer grote belangen hebben bij het omzetten van vaste aanspraken naar niet gegarandeerde regelingen. Mijn kritiek richt zich dan ook voornamelijk tegen de lichtvaardigheid waarmee vaak keuzes worden gemaakt. Helaas geeft de jurisprudentie in 2017 me daarin gelijk.
Ik wens uiteraard iedereen een goed 2018, maar vanuit pensioenjurisprudentie gezien denk ik dat we nog maar een topje van de ijsberg hebben gezien. We wachten het dus maar af.
Redacteur: Paul van der Heide, directeur Nederlands Pensioenbureau
Meer informatie omtrent zorgplicht treft u als PensioenWiki lid bij Informatie op basis van zorgplicht