Actuele rechtspraak december 2017 deel 2

 

DE BETEKENIS VAN INFORMATIE: AAN BRIEF MET ‘VOORLOPIGE OPGAVE’ PENSIOENKAPITAAL KAN CONSUMENT GEEN RECHTEN ONTLENEN. DIT IS GEEN OFFERTE, DIE BIJ AANVAARDING WEL BINDEND WAS GEWEEST
Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 27 JULI 2017, NR. 2017-497

 

DE AANSPRAKELIJK VAN EEN BESTUURDER VOOR PREMIES OP GROND VAN ART. 23 LID 4 WET BPF VALT ONDER AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

De verzekeraar stelt dat hier sprake is van een sanctie waarvoor geen dekking bestaat. De rechtbank overweegt: Een tot op zekere hoogte vergelijkbare civielrechtelijke sanctie in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid is het weerlegbare bewijsvermoeden van artikel 2:138/248 BW. Niet in geschil is dat voor de eventuele nadelige financiële consequenties van die sanctie dekking bestaat onder de verzekeringsovereenkomst. Aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 23 lid 4 Wet Bpf 2000 vormt – net als aansprakelijkheid voor het faillissementstekort uit hoofde van artikel 2:138/248 BW – voor de bestuurder een zeer groot risico dat de bestuurder in beginsel zal willen verzekeren. Indien AIG beoogde de nadelige financiële consequenties van de sanctie van artikel 23 lid 4 Wet Bpf 2000 niet te verzekeren, had het op haar weg gelegen om ervoor zorg te dragen dat dit voldoende kenbaar was voor de verzekerde. Nu AIG dat heeft nagelaten, kan het beroep van AIG op artikel 1.14 sub (i) van de Algemene Voorwaarden niet slagen.
Rechtbank Rotterdam 29 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9620

DE KORTING OP AOW PENSIOEN IS TERECHT WEGENS VERZEKERING VOOR BELGISCH RUSTPENSIOEN. DAT IS VERGELIJKBAAR MET AOW.
Er is hier sprake van een van overheidswege verstrekt pensioen dat als equivalent is te beschouwen van het Nederlandse AOW-pensioen.
Dat het Belgische rustpensioen zich wat betreft de hoogte onderscheidt van het Nederlandse AOW‑pensioen, doet aan de gelijkwaardigheid naar aard en karakter van de beide pensioenen niet af.
Rechtbank Den Haag 16 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13295