Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen aangenomen door Eerste Kamer

Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen aangenomen door Eerste Kamer

Dit wetsvoorstel strekt tot de uitfasering van het pensioen in eigen beheer (PEB) voor de directeurgrootaandeelhouder. Het is op 7 maart met algemene stemmen aangenomen door de Eerste Kamer.

De wet zal per 1 januari 2017 in werking treden

Nog even de belangrijkste punten (zie de tekst van het wetsvoorstel zoals door de Eerste Kamer aangenomen);

– vanaf inwerkingtreding wordt pensioen in eigen beheer niet meer fiscaal gefaciliteerd voor de toekomstige opbouw, wijziging art. 19a Wet LB;
– opties zijn: a. in eigen beheer laten, b. verzekeren, c. afkopen , d. omzetten in oudedagsverplichting (zie nieuwe art. 38n Wet LB);
– voor afkoop of omzetting is instemming nodig van de partner en gewezen partner met een aanspraak op pensioen (zie nieuw art. 38n Wet LB);
– er is op gewezen dat ook volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding instemming van de partner voor vermindering van het partnerpensioen eveneens is vereist;
– bij afkoop wordt een percentage van de fiscale balanswaarde op de – te belasten – afkoopsom in mindering gebracht van aanvankelijk 34,5%. In 2018 wordt dit percentage 25% en in 2019 19,5% (art. 38o nieuw Wet LB);
– overdracht van verzekerde aanspraken naar eigen beheer is ook niet meer mogelijk, met dien verstande dat hiervoor een respijttermijn geldt van 3 maanden die begint op de dag van inwerkingtreding. (art. IIIA wetsvoorstel).
De behandeling in de Eerste Kamer was in december 2016 aangehouden in verband het gebruik van de mogelijkheden om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen. Dat was niet de bedoeling. Na onderzoek heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat die mogelijkheden niet bestaan: “Het onderzoek heeft uitgewezen dat de mogelijkheid om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen, niet bestaat. De budgettaire derving zal zich dan ook niet voordoen”. Artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voorkomt dat de kosten en lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht

Reparatiewetgeving was niet nodig. Zie voor een nadere toelichting het verslag van het schriftelijk overleg met de Eerste Kamer van 25 januari 2017.

In de novelle is toch een wijziging aangebracht. Deze houdt verband met de omstandigheid dat volgens het wetsvoorstel kosten en lasten die samenhangen met een in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraak en die als gevolg van de uit artikel 8, eerste lid, van de Wet Vpb 1969 voortvloeiende toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen voor altijd van aftrek zouden zijn uitgesloten. Het gaat hierbij om situaties waarbij ter zake van de toekomstige indexatie een transitorische actiefpost is gevormd. Abstraherend van genoemd artikel 34e, derde lid, van de Wet Vpb 1969 zou gebruikmaking van de in artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB 1964 opgenomen mogelijkheid van afkoop of omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting tot gevolg hebben dat het vrijvallen van de hiervoor bedoelde actiefpost ineens ten laste van het resultaat zou kunnen worden gebracht. Met genoemd artikel 34e, derde lid, aanhef en onderdeel a, wordt dit voorkomen, maar wordt zoals gezegd tevens bewerkstelligd dat de betreffende kosten en lasten ook in de toekomst niet meer ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Omdat dit naar het oordeel van het kabinet tot een onredelijke uitkomst zou leiden, wordt met de voorgestelde toevoeging van een vierde lid aan genoemd artikel 34e geregeld dat de betreffende kosten en lasten na het tijdstip waarop ter zake van de betreffende aanspraak artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB 1964 is toegepast in afwijking van het derde lid van genoemd artikel 34e toch ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de aanspraak wordt afgekocht als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, onderdeel a, van de Wet LB 1964 en de situatie waarin de aanspraak wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet LB 1964. In de situatie van afkoop mogen de genoemde kosten en lasten op grond van de voorgestelde wijziging bij de bepaling van de winst integraal in aanmerking worden genomen op het moment van afkoop, zijnde het moment waarop ook de heffing van loonbelasting over de aanspraak verschuldigd wordt.

In de brief van 10 februari 2017 is de staatssecretaris nog ingegaan op het bepaalde en onbepaalde bij een verzekeraar verzekerde pensioen. In die brief verduidelijkt de staatssecretaris dat
geen aanpassing van de overeenkomst met de professionele verzekeringsmaatschappij nodig is. Wel moet de pensioentoezegging van de bv aan de dga zodanig worden aangepast dat de dga alleen nog verder pensioen opbouwt bij de professionele verzekeraar en niet meer bij het eigenbeheerlichaam. Dat geldt eveneens in situaties waarin niet sprake is van een onbepaald elders verzekerd deel, maar van een bepaald elders verzekerd deel. Ook moet de inhoud van de pensioenregeling zodanig worden aangepast dat geen overgang van de elders verzekerde pensioenaanspraak naar een eigenbeheerlichaam meer kan plaatsvinden.

Documenten:

– tekst wetsvoorstel zoals aangenomen door Eerste Kamer:
– tekst novelle
– brief inzake uitstel behandeling in Eerste Kamer
– verslag schriftelijk overleg met Eerste Kamer van 25 januari 2017
– brief inzake onbepaald verzekerd deel