Actuele rechtspraak 27 juni 2017: maakt KLM verboden leeftijdonderscheid?

MAAKT KLM VERBODEN LEEFTIJDONDERSCHEID DOOR PENSIOENLEEFTIJD VOOR GROEP OUDERE WERKNEMERS WEGENS HUN LEEFTIJD NIET TE VERHOGEN?

 

De vliegers leggen – kort gezegd – aan hun vordering ten grondslag dat KLM met de per 1 januari 2015 in werking getreden CAO handelt in strijd met het verbod op leeftijdsdiscriminatie door de pensioenleeftijd stapsgewijs op te hogen van 56 tot 58 jaar en hen daarvan vanwege hun leeftijd uit te sluiten. De vliegers zouden ook tot hun 58e willen doorvliegen en worden benadeeld ten opzichte van hun jongere collega’s doordat KLM hen die mogelijkheid niet biedt. Volgens de vliegers is het door KLM gemaakte leeftijdsonderscheid niet objectief gerechtvaardigd. De reden om de pensioenleeftijd niet ineens maar stapsgewijs te verhogen is dat de doorstroom niet teveel en niet schoksgewijs stagneert en dat de inkomsten- en pensioenverwachtingen van de jongere vliegers niet te zeer worden geschaad.

Het middel van de overgangsregeling acht de kantonrechter passend en noodzakelijk om het aldus legitiem bevonden doel te bereiken. Door de stapsgewijze verhoging van de pensioenleeftijd wordt immers bereikt dat de doorstroom van de vliegers niet al te zeer en ineens stagneert, maar dat dit op een beperktere en zo geleidelijk mogelijke manier gebeurt.

Rechtbank Amsterdam 27 juni 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:4589

 

Actuele rechtspraak 9 mei 2017: premievordering verplicht bpf verjaart 5 jaar na opeisbaarheid

PREMIEVORDERING VERPLICHT BPF VERJAART 5 JAAR NA OPEISBAARHEID. HET UITVOERINGSREGLEMENT CONSTITUEERT HET MOMENT VAN OPEISBAARHEID DOOR HET TIJDSTIP VAN NAKOMING VAN DE BETALINGSVERPLICHTING TE BENOEMEN. Hof verwerpt het verweer dat de vordering opeisbaar was vanaf het moment dat de werkgever onder de verplichtstelling viel. Aan het vorenstaande doet niet af dat van rechtswege een premie- en bijdragevordering ontstaat indien een werkgever op grond van de Wet bpf 2000 in de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds komt te vallen en daarmee een verplichting tot aanmelding en de beginselverplichting tot premie- en bijdragebetaling krijgt. Immers, het enkele ontstaan van een dergelijke vordering, die voortvloeit uit de betalingsplicht van de werkgever, brengt niet zonder meer de opeisbaarheid daarvan op datzelfde moment met zich in een geval als het onderhavige waarin Ras c.s. het moment van opeisbaarheid constitueert aan de hand van de in het Uitvoeringsreglement en Reglement Ras opgenomen bepalingen omtrent die opeisbaarheid.

Hof Arnhem Leeuwarden 9 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3886

Wet: 3:307/308 en 6:38 BW

Rubriek: civiel

 

Actuele rechtspraak 1 juni 2017:geen verboden leeftijdonderscheid bij ontslaguitkering na verhoging aow-leeftijd.

GEEN VERBODEN LEEFTIJDONDERSCHEID BIJ ONTSLAGUITKERING NA VERHOGING AOW-LEEFTIJD. GEEN AANTASTING EIGENDOMSRECHT. Voormalige militaire ambtenaren van het ministerie van Defensie die een inkomensverlies lijden vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd (AOW-gat). De Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd’, Stcrt. 28 september 2015, nr. 31772 voorziet bij handhaving van het einde van de uitkering op 65 jaar in een maandelijkse tegenmoetkoming tot aan de AOW leeftijd. Daarom gerechtvaardigd. Geen aantasting van eigendomsrecht.

CRvB 1 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1904

 

Actuele rechtspraak 29 maart 2017: Afstand pensioen door Dga is belast

AFSTAND PENSIOEN DOOR DGA IS BELAST. Bij de ontbinding van de b.v. op 31 december 2012 is [belanghebbendes] pensioenaanspraak verrekend met zijn schuld in rekening-courant aan de Holding. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het afkopen of vervreemden van [belanghebbendes] pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 19b, [lid 1] onder b, van de Wet LB. [De Inspecteur] heeft dan ook terecht de pensioenaanspraak van [belanghebbende] aangemerkt als loon uit vroegere arbeid in het jaar 2012.

Hof Den Haag 29 maart 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1562

 

Actuele rechtspraak 8 februari 2017:stamrecht na ontbinding gemeenschap valt niet in de gemeenschap

STAMRECHT BEDOELD VOOR INKOMEN NA ONTBINDING GEMEENSCHAP VALT NIET IN DE GEMEENSCHAPDerhalve dient ook bij de beantwoording van de vraag of een aanspraak jegens een stamrecht-BV in de huwelijksgemeenschap valt, te worden onderzocht in hoeverre die aanspraak ziet op de periode voor, respectievelijk na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Nu het gaat om de strekking van de aanspraak, is niet van belang in hoeverre de gerechtigde deze daadwerkelijk heeft verzilverd (ECLI:NL:HR:2016:1293).

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 februari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1643

 

Actuele rechtspraak 6 juni 2017:Kern is of de onderneming een electronisch reparatiebedrijf is

WERKINGSSFEER VERPLICHTSTELLING BPF. HOOFDZAAK CRITERIUM en KERN VAN ACTIVITEITEN. Verplichtstelling PMT. Kern is of de onderneming een electronisch reparatiebedrijf is. De onderneming stelt dat de meeste uren aan onderzoek en analyse worden besteed en met verwijzing naar Adimec dat dit de kern van haar onderneming is. Bpf stelt dat onderzoek bedoeld is om de reparatieactiviteit uit te voeren. Daar is hof mee eens, maar het hof overweegt tevens dat dit enkele feite onderzoek niet ondergeschikt maakt aan reparatie. Het hof komt tot het oordeel dat de kernactiviteit mede gezien de specialistische kennis daarvoor bij onderzoek ligt, mede omdat de onderneming “onweersproken” heeft gesteld dat onderzoek haar “unique sellingpoint” is en reparatie alleen geen levensvatbare activiteit is.

Hof Den haag 6 juni 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1513

 

Actuele rechtspraak 30 mei 2017: werkingssfeer bpf landbouw in relatie tot oogsten vis/kaviaar

WERKINGSSFEER BPF LANDBOUW IN RELATIE TOT OOGSTEN VIS/KAVIAAR. De vraag is of dit een dierhouderijonderneming is in de agrarische sector. De kantonrechter vond van wel, het Hof niet omdat de verplichtstelling zo uitgelegd moet worden dat het gaat om activiteiten op het land (droog) en niet in water (nat). Dat een vis een dier is maakt dit niet anders gelet op de naam van het fonds (landbouw). Uit het enkele feit dat de onderneming na toezending van premienota’s om een betalingsregeling heeft verzocht, kan niet worden afgeleid dat er een verbintenis (door erkenning) tot betaling van premies tot stand is gekomen. De vordering tot verklaring van recht dat de onderneming (ook) niet onder de cao wordt afgewezen. De vordering was ingesteld om te voorkomen dat zij op grond van de cao tot premiebetaling zou worden aangesproken. Het hof baseert de afwijzing van deze vordering op de volgende redenering: zij ziet over het hoofd dat haar vordering niet jegens BPL kan worden toegewezen. BPL is immers niet een bij die rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon. [geïntimeerde] kan tot nakoming van eventuele verbintenissen uit de cao dierhouderij worden aangesproken door partijen die betrokken zijn bij die cao en/of door haar werknemers. Niet valt in te zien waarom zij belang heeft bij een verklaring voor recht jegens BPL die niet bij die cao betrokken is.

Hof Den Bosch 30 mei 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2280

 

Actuele rechtspraak 16 mei 2017: afstorting door man of DGA?

AFSTORTING PENSIOEN IN EIGEN BEHEER. AFSTORTING DOOR MAN OF DGA? IS AFSTORTING CONVERSIE? IS DE B.V. TOT AFSTORTING IN STAAT? De man is door de rechtbank veroordeeld tot afstorting. Het Hof oordeelt dat de man terecht grieft omdat afstorting door hem in hoedanigheid van dga verplicht is. De man stelt dat afstortingsplicht zonder terugvloeien naar hem bij vooroverlijden van de vrouw gelijk is aan conversie. Volgens hof is afsluiten van verzekering voor eigen recht voor de vrouw geen conversie en overweegt het hof dat met afstorting is moeilijk te verenigen dat zij de polis zo moet inrichten dat het pensioen bij haar vooroverlijden weer betaald wordt aan de man.

Tot slot: het hof houdt geen rekening met gestelde mindere middelen van de B.V. nu de man dit zelf heeft veroorzaakt wetende dat er afgestort moest worden, maar wel moet rekening worden gehouden met verschil in commerciele en fiscale waarde als gevolg van de huidige rente.

Hof Amsterdam 16 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1846

 

Actuele rechtspraak 25 april 2017: uitruil op voor np niet voor gekozen en daarom geen np

UITRUIL OP VOOR NP NIET VOOR GEKOZEN EN DAAROM GEEN NP. GEEN SCHENDING ZORGPLICHT WERKGEVER WANT VOLDOENDE DUIDELIJKE INFO. IS TERMIJN EEN FATALE TERMIJN?
Keuzeformulier op 17 febr toegezonden met verzoek retournering voor 17 maart. Op 12 mei retourneert deelnemer (met handtekening partner) en kruist aan alleen OP en geen NP. Op 11 juli overlijdt deelnemer. Geen schending zorgplicht. De termijn tot 17 maart is geen fatale termijn waarna tot ruil OP voor NP overgegaan had moeten worden. Dat geen fatale termijn koppelt het hof aan de mededeling : Omdat de administratie nogal wat tijd vergt als onderbouwing van de termijn in de brief.

Hof Arnhem-Leeuwarden 25 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3542

 

NB 61 lid 7 luidt: Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen […..]

Actuele rechtspraak 26 april 2017: verplichte deelname Stipp

VERPLICHTE DEELNAME PF UITZENDBRANCHE STIPP. WERK VERRICHT ONDER TOEZICHT EN LEIDING OPDRACHTGEVER. Het hof overweegt: Voor het antwoord op de vraag of RMS B.V. een uitzendorganisatie is, is bepalend of de ingezette werknemers hun werk “onder toezicht en leiding” van de opdrachtgever verrichten. uit feiten blijkt dat hier aan is voldaan.

Hof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1034

 

Actuele rechtspraak 11 april 2017: geen deugdelijke informatie over inhoud wijziging pensioenregeling

GEEN DEUGDELIJKE INFORMATIE OVER INHOUD WIJZIGING PENSIOENREGELING.  Het hof is op grond van de hiervoor vermelde getuigenverklaringen van oordeel dat dat de informatie die wel tijdens de bijeenkomst is gegeven een momentopname was, dat deze zeer beperkt en onvolledig was en toegespitst was op bepaalde onderwerpen (met name het te behalen rendement op de beleggingen) en voorts dat Ajilon heeft nagelaten cruciale informatie met betrekking tot de opbouw van de pensioenrechten op langere termijn te verstrekken. Bij het voorgaande onderkent het hof dat een voorlichting op langere termijn niet tot in detail kan worden uitgewerkt, maar hetgeen Ajilon in dit geval heeft gepresenteerd is naar het oordeel van het hof onder de maat geweest. In zoverre bevestigen de getuigenverklaringen de gebrekkige informatieverstrekking tijdens de voorlichtingsbijeenkomst, zoals vastgelegd in het verslag van die bijeenkomst. Geen goed werkgeverschap

Hof Arnhem Leeuwarden 11 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3096

 

Actuele rechtspraak 16 mei 2017:GEEN RECHTSGELDIGE WIJZIGING VOORWAARDELIJKE TOESLAGREGELING

GEEN RECHTSGELDIGE WIJZIGING VOORWAARDELIJKE TOESLAGREGELINGAanvankelijk hield de regeling in dat geïndexeerd wordt gelijk met de indexatie door het bpf. Later gewijzigd in bepaling dat de werkgever jaarlijks beslist of wordt geïndexeerd. Verweer werkgever dat geen inhoudelijke wijziging alleen verduidelijking is, wordt verworpen. Verweer dat hier met toepassing van wijzigingsbeding een rechtsgeldige wijziging is eveneens nu de werkgever aanvoert dat de wijziging is ingegeven door invoering van de Pensioenwet, maar niet aannemelijk is gemaakt dat de Pensioenwet tot deze wijziging noopte.

Rechtbank Noord Holland 16 mei 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1698

 

Actuele rechtspraak 16 mei 2017: transgender aanschijven als man: geen discriminatie

Geen discriminatie door Stichting Pensioenfonds Werk- en (re)integratie door transgender aan te blijven schrijven als man. Er is indirect onderscheid op grond van geslacht door vrouw als man te blijven aanschrijven, maar gerechtvaardigd door aan te sluiten bij geslachtsvermelding in BRP.

College rechten van de mens 16 mei 2017, Oordeelnummer 2017-60

Actuele rechtspraak 25 april 2017: uitleg uitvoeringsovereenkomst t.a.v. dekkingsgraadopslag.

UITLEG UITVOERINGSOVEREENKOMST T.A.V. DEKKINGSGRAADOPSLAG.
Uitleg op grond van Haviltex criterium. Nu art 7 UO verwijst naar bijlage 3 bij de UO en de daar genoemde grondslagen moet er van worden uitgegaan dat die grondslagen gehanteerd worden. Vordering van werkgever dat dit anders zou moeten worden uitgelegd houdt geen stand.

Hof Amsterdam 25 april 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1627

 

Actuele rechtspraak 18 april 2017:Geschil na collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenfonds over hoogte TOP

Geschil na collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenfonds over hoogte TOP en over indexatie. Het hof overweegt: Als uitgangspunt heeft te gelden dat slechts het toepasselijke pensioenreglement maatgevend is voor de omvang van pensioenaanspraken, en niet (onjuist blijkende) communicatie, bijzondere omstandigheden daargelaten. Ook geen te beschermen vertrouwen. Wat betreft indexatie geen veroordeling tot betaling, want voorwaardelijk, maar wel veroordeling om conform reglement jaarlijks een berekening te maken, hetgeen verzekeraar heeft nagelaten. Daarom ook dwangsom aan deze veroordeling.

Hof den Haag 18 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1044

 

Actuele rechtspraak 14 april 2017 :Afstorting pensioen na scheiding

Afstorting pensioen na scheiding. Onvoldoende kapitaal moet evenredig verdeeld worden. Het kapitaal moet voldoende zijn om en de pensioenaanspraak van de ene echtgenoot af te storten en de aanspraak van de andere echtgenoot te dekken, berekend naar de commerciële waarde.

Indien op het tijdstip van scheiding onvoldoende kapitaal aanwezig is om én het aandeel van de tot verevening gerechtigde echtgenoot af te storten, waaronder begrepen de meerkosten om na afstorting tot dezelfde pensioenuitkering te komen als waarop deze zonder afstorting aanspraak had kunnen maken, én voldoende kapitaal in de vennootschap achter te laten om (opnieuw naar commerciële waarde berekend) de met het aandeel van de tot verevening verplichte echtgenoot corresponderende pensioenaanspraak te dekken, zal het tekort in beginsel moeten worden gedeeld, evenredig met de verhouding waartoe de verevening overeenkomstig art. 3 lid 1 WVPS leidt. Alleen aldus wordt immers voldoende recht gedaan aan het hiervoor in 3.4.2 en 3.4.4 vermelde uitgangspunt dat de aanspraken van partijen (zoveel mogelijk) in dezelfde mate zijn verzekerd.

Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:693

 

Actuele rechtspraak 15 maart 2017: Geef afstortingsplicht pensioen na scheiding want B.V. heeft geen middelen.

Geef afstortingsplicht pensioen na scheiding want B.V. heeft geen middelen. Geen persoonlijke aansprakelijk (geen persoonlijk ernstig verwijt). Lostverbondenheid gaat niet zover dat de man het na huwelijk opgebouwde pensioen moet delen in de omstandigheid dat er geen middelen zijn het tijdens huwelijk opgebouwde pensioen te betalen

Rechtbank Rotterdam 15 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2456

Actuele rechtspraak 27 maart 2017: deelname in regeling partnerpensioen is vrijwillig

Deelname in regeling partnerpensioen is vrijwillig. Werknemer heeft daar niet voor gekozen. Vordering weduwe tot vergoeding schade afgewezen. Informatie was duidelijk en zorgplicht gaat niet zover dat over individuele gevolgen van de keuze info moet worden gegeven. Dat de partner van de werknemer niet was ingelicht over de gevolgen maakt dit niet anders; zij heeft het keuzeformulier wel mede ondertekend

Anders dan [eiseres] stelt, valt niet in te zien dat deze bronnen gelet op de tekst of op de volgorde van de daarin besproken onderwerpen misleidend, onduidelijk of tegenstrijdig zijn. Steeds wordt in heldere bewoordingen erop gewezen dat de pensioenregeling bestaat uit een verplicht gedeelte en een vrijwillig gedeelte en dat alleen het vrijwillige gedeelte betrekking heeft op partnerpensioen en de ANW-gatverzekering. Uit het door Tele2 ontvangen en overgelegde keuzeformulier volgt dat [naam 3] , samen met [eiseres] , een expliciete keuze heeft gemaakt geen partnerpensioen en geen ANW-gatverzekering af te willen sluiten. De omstandigheid dat [eiseres] het formulier heeft ondertekend zonder dat [naam 3] haar heeft ingelicht over de gevolgen van deze keuze, zoals zij stelt, maakt het voorgaande niet anders. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat [naam 3] niet naar de door Tele2 georganiseerde pensioenbijeenkomst is gegaan. Onbetwist is immers gebleven dat hij voor deze bijeenkomst was uitgenodigd. De zorgplicht van een goed werkgever in het kader van de aangeboden pensioenregeling voert niet zo ver dat zij werknemers actief voor de individuele (in dit geval zeer schrijnende) gevolgen van keuzes meer informatie dient aan te bieden dan dat Tele2 in dit geval heeft gedaan. Ook niet nu zij in dit geval op de hoogte was van de thuissituatie

Rechtbank Amsterdam 27 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2068

 

Pensioenopbouw voor 1 Juli 2017 stopzetten door besluit ava

Dga, eigen beheer, beslistermijn afwikkeling

In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris verduidelijkt dat voor 1 juli 2017 alleen – door besluit ava – de pensioenopbouw moet worden stopgezet. Voor afkoop is tot eind 2019 de tijd. Onder meer houdt het antwoord in:

De aanname dat ondernemers vóór 1 juli 2017 een beslissing moeten nemen over hoe zij omgaan met de uitfasering van hun PEB, in de zin dat al voor die datum besloten zou moeten worden of men het PEB wil afkopen, omzetten in een oudedagsverplichting of bevroren wil houden, berust op een hardnekkig misverstand. Helaas wordt de laatste tijd ook in krantenberichten deze datum ten onrechte als deadline voor deze keuze genoemd. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is meerdere malen aangegeven welke handelingen er verricht moeten worden voor het einde van de coulanceperiode. Het enige dat uiterlijk aan het eind van de coulanceperiode moet zijn geregeld is dat de huidige opbouw van het PEB wordt stopgezet. Dit kan door de algemene vergadering bijeen te roepen en door middel van een addendum op te nemen dat de opbouw stopt. Ook als de dga zou besluiten om een eventueel elders verzekerd pensioen terug te halen naar eigen beheer, moet deze waardeoverdracht plaatsvinden voor het einde van de coulanceperiode. Hierbij heb ik toegezegd dat hieraan ook is voldaan als het verzoek tot overdracht uiterlijk 30 juni 2017 bij de verzekeraar ligt2. De verzekeraar heeft daarna de gebruikelijke termijn om het verzoek af te handelen. De beslissing om het PEB fiscaal gefaciliteerd af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting hoeft derhalve niet voor het einde van de coulanceperiode te worden genomen. Hiertoe heeft de dga nog tot en met 31 december 2019 – in overleg met zijn adviseur – de tijd.

Zie hier voor het volledig antwoord

Overdracht van verzekeraar naar eigen beheer van pensioen kan niet na 30 juni 2017, financiering wel.

 

Brief van de staatssecretaris va 27 juni 2017 waarin nadere uitleg over bepaald en onbepaald elders verzekerd deel.
Overdracht van verzekeraar naar eigen beheer van pensioen kan niet na 30 juni 2017, financiering wel.

De staatssecretaris zegt over de financieringsconstructie:

Als ik de leden van de fracties van de VVD en het CDA goed begrijp zijn zij van mening dat de
wet zo moet worden uitgelegd dat een waardeoverdracht van een op 30 juni 2017 bij een
professionele verzekeringsmaatschappij verzekerd deel naar het eigenbeheerlichaam ook na 30
juni 2017 mogelijk is, omdat dit kapitaal dient ter financiering van de op 1 juli 2017 “bevroren”
aanspraak bij het eigenbeheerlichaam en niet leidt tot een verhoging van de aanspraken zelf
van de dga. Op zich begrijp ik de redenering van deze leden dat ingeval slechts sprake is van
financiering van de op 1 juli 2017 “bevroren” aanspraak bij het eigenbeheerlichaam geen
sprake is van een toename van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken na 30 juni
2017.
Ingeval daadwerkelijk sprake zou zijn van een financieringsmodel van het eigenbeheerlichaam,
waarbij dit lichaam een financieringsovereenkomst heeft gesloten met de professionele
verzekeringsmaatschappij ter dekking van zijn pensioenverplichting, ben ik het met deze leden
eens dat overdracht van het kapitaal van de professionele verzekeringsmaatschappij naar het
eigenbeheerlichaam ook na 30 juni 2017 mogelijk zou zijn. Een dergelijke overdracht leidt dan
niet tot het overgaan van een verplichting ingevolge een pensioenregeling van de professionele
verzekeringsmaatschappij naar het eigenbeheerlichaam na 30 juni 2017. Dit is de situatie bij de
in eerdere brieven toegelichte dekkingspolis.

Zie hier voor de gehele brief

Waardeoverdracht en de nieuwe pensioenregeling is onderverdeeld in meerdere pensioenkarakters

Stel een werknemer gaat na 1-1-2015 een nieuw dienstverband inclusief pensioenovereenkomst aan. Het verzoek om een waardeoverdrachtofferte is niet meer aan een termijn gebonden. Dat geeft mogelijkheden om alle oude premievrije aanspraken eens goed te bestuderen. Per premievrije aanspraak kan er een weloverwogen keuze worden gemaakt. Een toegevoegde waarde kan zich voor dit pensioenvraagstuk voordoen als het nieuwe pensioenaanbod is onderverdeeld in twee of meer regelingen met verschillende pensioenkarakters. Bijvoorbeeld een middelloonregeling ondergebracht bij een pensioenfonds tot een inkomen van € 50.000. Daarboven een excedentregeling in de vorm van een premieovereenkomst ondergebracht bij een premiepensioeninstelling.

Voor een eventuele waardeoverdracht heeft de deelnemer nu meer mogelijkheden tot zijn beschikking:

· Oude premievrije aanspraken die zijn belegd zouden kunnen worden overgeheveld naar de premiepensioeninstelling.
· De middelloonaanspraken ondergebracht bij een verzekeraar (welke een voorwaardelijke toeslagregeling kent voor gewezen deelnemers) zouden kunnen worden overgedragen naar de middelloonregeling van het ontvangende pensioenfonds. Of niet, want een pensioenfonds kan korten, aan de andere kant is er misschien wel een kans op toeslag. Hoe is de dekkingsgraad van het fonds op dit moment en hoe was zij in de afgelopen jaren? Wat zijn de verwachtingen naar de toekomst toe?
· De uitkeringsovereenkomsten die bij een pensioenfonds staan kunnen over worden gedragen naar het andere pensioenfonds of naar de premiepensioeninstelling? Deze vraagstelling verdient een nadere toelichting:

Er staan twee premievrije aanspraken bij een bedrijfspensioenfonds. Het betreft een kleine en een relatief grote pensioenaanspraak. De overdrachtswaarde vertaald in een beleggingswaarde i.p.v. in een extra pensioenaanspraak valt in positieve zin mee. Maar pas op; weegt het kortingsrisico van het pensioenfonds op tegen de risico’s van een zuivere premieovereenkomst ondergebracht bij de premiepensioeninstelling? Daar heb je weer te maken met de beleggingsrendementen tijdens de opbouwperiode, de marktrente op pensioendatum, sterftekansen etc. Voor de grotere pensioenaanspraak durft de klant en adviseur de andere risico’s niet aan. Wel een waardeoverdracht maar dan naar het pensioenfonds van de ontvangende pensioenuitvoerder (een zogenaamde waardeoverdracht naar de basisregeling). De kleinere premievrije aanspraak gaat naar de premiepensioeninstelling. Zo wordt het maatwerk en valt er echt wat te kiezen. Toevoegingen, andere waardeoverdrachtervaringen (niet over werkgeverbijbetalingsverplichtingen), ik verneem ze graag.

Dirk-Jan Plate
Pensioenconsultant CPC